Faalangst

What if I fall ( / fail)?  Oh but darling, what if you fly?

Erin Hanson


faalangst

Faalangst bij kinderen komt veel voor. Bijna alle kinderen hebben er wel op enig moment last van. Meestal gaat het echter vanzelf over, bijvoorbeeld als het kind een aantal (onverwachte) successen heeft behaalt. Soms is de faalangst hardnekkiger.

Faalangst gaat namelijk verder dan normale zenuwachtigheid voor een spreekbeurt of wedstrijd. We spreken van “faalangst”; als de vrees zo groot is dat het een kind écht in de weg zit. Het kind trekt zich terug, blokkeert of gaat zich juist overdreven hard voorbereiden. Zelfs lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn, buikpijn en slapeloosheid zijn heel gebruikelijk. En in veruit de meeste gevallen presteert het kind uiteindelijk slechter dan het “normaal” zou doen; waardoor de faalangst weer wordt versterkt.

Hoewel deze ‘negatieve spiraal’ van faalangst bij ieder kind (en bij veel volwassenen) op de loer ligt, zijn er een aantal dingen die je als ouder kunt doen om de kans en de impact te verkleinen.

 

Goed geprobeerd

Het meest voor de hand liggende en tegelijkertijd het belangrijkste dat je kunt doen, is je kind duidelijk maken dat je fouten mág maken. Dat je leert door fouten te maken. En dat niemand perfect is – zelfs jij niet.

Dit betekent niet dat je fouten hoeft te belonen, maar inzet wel. Zeg dus liever “goed geprobeerd”, ook als iets niet is gelukt. En bewaar (opbouwende) kritiek voor een moment waarop je kind toch niet al boos of verdrietig is over de uitkomst. Of, beter nog, help je kind zelf te bedenken hoe het de volgende keer beter kan.

Daag je zoon of dochter uit om nieuwe dingen te proberen. Maar stel reële eisen aan je kind. Hou de lat niet voortdurend nét buiten bereik je kinderen. En praat open en eerlijk over je eigen fouten en teleurstellingen, toen je jong (en ouder) was. De druk om “perfecte” ouders niet teleur te stellen werkt averechts; nagenoeg altijd op de prestaties en altijd op het geluk van je kind.

Fouten maken mag. Vallen mag. Laat zien dat jij het ook hebt gedaan. En dat je er bent als het hen gebeurt.

Heeft je kind last faalangst?                                                  Laat zien dat iedereen fouten maakt. En dat iedereen hier in meer of mindere mate bang voor is. Ontkennen dat sommige dingen gewoon spannend zijn, helpt niet. Integendeel. Help je kind echter relativeren. En probeer negatieve gedachten te vervangen door positieve.

Ga probleemsituaties, zoals sportwedstrijden of zwemdiploma’s, vooral niet uit de weg. Vermijden vergroot de angst. Help in plaats daarvan je kind een plan te bedenken. Hoe wil hij of zij het aanpakken? En welke stappen moeten hiervoor worden genomen? Probeer hem of haar het probleem zelf op te laten lossen met jouw hulp. Dit geeft vertrouwen én vergroot de kans dat het een haalbaar plan is.

Om het vertrouwen van je kind verder te vergroten, is het goed om het (los van de probleemsituatie) taken in en rondom het huis te geven, die het aan kan. Geef dan ook een compliment als het deze goed vervult. Dit kan zo eenvoudig zijn als de tafel helpen afruimen of planten water geven.

Let op: faalangst kan bij een volgende situatie gemakkelijk opnieuw de kop op steken. Het is dan belangrijk dat je rustig blijft en niet ongeduldig wordt. Anders komt “het (niet) overwinnen van faalangst” er gewoon bij, op het lijstje van dingen waarvan je kind bang is dat het niet gaat lukken.

 

Tips

  • Beloon inzet en niet (alleen) prestaties.
  • Laat zien dat je fouten mag maken.
  • Leg de lat niet te laag, maar ook niet te vaak te hoog.
  • Zeg niet dat er niets is om bang voor te zijn, maar help relativeren.
  • Probeer negatieve gedachten te vervangen door positieve.
  • Zoek probleemsituaties niet op, maar vermijd ze ook niet.
  • Help het probleem op te knippen in stukken (stappen).
  • Zorg voor successen door haalbare taken te geven.
  • Geef complimenten.
  • Blijf altijd rustig en geduldig.